(Z)waarheid
Ik word net zo moedeloos wakker als een jaar geleden – zij het niet nog moedelozer.
In het koninkrijk der dwaling, in de diepte van de duisternis.
Met geen veerkracht om de dekens van me af te slaan, of om de draad weer op te pakken.
Het is verboden om mijn leven zinvol te besteden.
Gelukkig worden en plezier zoeken is niet toegestaan.
Enkel tirannie van dwang, die alle evenredigheid te buiten gaat.
Ik mag niets, ik moet enkel en dat wil ik niet.
Mezelf vernederen en misvormen – de leiders naar de mond praten.
Maar ik zie ‘t niet zo zitten me te gedragen als een trouwe onderdaan.
Naar iets mogen kijken.
Voor iets moeten bloeden.
Onder het juk doorgaan.
Moedwillig verdring ik de herinneringen, van wat eens was en nooit meer zal zijn.
Maar onbewust weet ik wat ik vergeten ben.
De vrijheid van goed en kwaad.
Ik weet het dekkleed van me af te slaan.
Maar ik ben al uitgeput zodra ik opsta.
Tussen het wrange heden en barre voorland staat me een beproeving te wachten.
Gedwongen mijn leven geforceerd te leiden.
Zwijgen, of de mond gesnoerd krijgen.
Als wezenloos vlees vastklampen aan dode materie.
In een onrechtvaardige wereld.
Het bedrog in mijn strot gepord.
In een tredmolen van vreten en verteren – hulpeloos opgesloten.
Vergeefs kruip ik terug onder het stenen deken – glijd langzaam weg.
Met die zwarte hond, die zich aan mij kluistert.
In een vacuüm van onvoldaanheid.
Als een stoplap voor een gapend graf.
Als een moreel bezwaar voor dovemans oren.
Alsof ik levend dood ben.
Niet meer willen leven als een willoos dier.
Niet meer niet kunnen zien, wat ik eenmaal doorzie.
Of ik leef een leugen, of ik leef niet.
Als de waarheid zegeviert.
©16022021 BjornKnoops