Vrijdom
Wij mensen, met ons vermogen om te denken en te begrijpen, wij zelfwaarnemende individuen die bruisen van emotie en hartstocht, gezegend met gemoed en geweten. Hoe bedroevend verspillen wij een groot deel van ons leven aan ingehamerde ijdele gewoontes en dagelijkse sleur? Hoe kinderlijk eenvoudig laten wij ons de wetten voorschrijven, ons gedrag beïnvloeden en ons leven richting geven?
Machteloos onderworpen aan het staatsgezag – wat onze individualiteit heeft gedood – slepen wij ons voort in een gekunstelde vicieuze cirkel van werken om geld te verdienen, om peperdure huizen mee af te lossen en om verzekeringen, premies en belastingen te betalen. Tot vervangbare onderdanen gemassificeerd, onze eigen vrije beweeglijkheid compleet uit handen gevend, begeven wij ons een groot deel van de dag in kille kantoren en rumoerige fabrieken – als ethisch onvruchtbare robots de steeds in herhaling vallende dagtaken uitvoerend. Als vissen in een fuik worden wij het overmachtige kapitalisme in gedreven, onder het mom van werk moet lonen – alsof geld verdienen het voornaamste doel is – en als versukkelde trekpoppen in een geflatteerde poppenkast staan we op, gaan we naar het werk, eten we en slapen we, om de volgende dag hetzelfde uitzichtloze ritueel te herhalen.
We moeten verzekeringen afsluiten, vergunningen en ontheffingen aanvragen – in een bananenrepubliek van rode plakband en paarse krokodillen. We moeten overeenkomsten aangaan, contracten opstellen en paraferen – voor schimmige luchtkastelen en wolkenkrabbers van papier.
Wij, edele schepsels van vrije gedachten, horen er niet over na te denken, maar het gewoon te doen.
Er mag geen weerstand worden geboden en er mag geen kritische vraag worden opgeworpen (maar de kans om gehoord te worden als je bezwaar maakt is dan ook vrijwel nihil).
We moeten bezwaar aantekenen wil men geen aanspraak op onze organen kunnen maken. In een afhankelijke positie zullen wij nederig moeten zijn als we vrijstelling vragen voor de toepassing van algemene regels. Wij moeten onze pasgeboren kinderen aangeven bij de burgerlijke stand. Alsof we aan onze grenzen van ons redeneren zijn geraakt laten wij wetten bepalen hoe wij hen moeten opvoeden en waartegen wij ze dienen in te enten. We zijn verplicht om hen naar politiek gekleurde scholen te sturen – waar ze verstarde lesstof en onuitgemaakte levensvoorschriften voor hun kiezen krijgen. Daarna mogen wij hulpeloos toekijken hoe zij als loonslaven van multinationals gedwee hetzelfde gesmede lot als het onze tegemoet gaan.
We moeten geloven dat het gekozen parlement een uiting van de volkswil is. We hoeven er niet aan te twijfelen dat de staat het goed met ons voorheeft.
Maar we mogen ons niet afvragen waarmee de gewassen besproeid zijn, die wij onze dierbaren voorzetten. We moeten er niet aan denken hoe het vlees dat wij eten is mishandeld en verwaarloosd voordat wij het verslinden. We moeten er niet bij stilstaan dat wij steeds meer worden blootgesteld aan elektromagnetische straling van zendmasten en mobiele communicatie, en we moeten het voor lief nemen – in het belang van onze veiligheid (welke dat dan ook mag zijn) – dat de digitale ogen van de staat schaamteloos meekijken en dat alles secuur geregistreerd wordt als wij vlijtig op onze smartphones swipen en bezeten door het Instagram scrollen.
Uit angst voor straf en afwijzing dansen we in de pas en huppen over de dam. Wij laten ons bewustenzijn bestoken en bezetten, meegevoerd in een narratieve wereld van manipulatie en bedrog. Intussen onteigend de media onze ziel.
En terwijl wij ons vierkant kluisteren aan het beeldscherm in onze geborgen woonkamer, de leegte gretig en vergeefs uit ons lijf consumeren en de zoveelste modegrillen en rages najagen, voortdurend over onze schouder turend, bang voor het kritische oordeel van onze omgeving die altijd meekijkt, laten wij de interessante dingen aan ons voorbij gaan – de werkelijkheid die veel rijker is.
En wij denken dat we vrij zijn.
©17072021BjornKnoops